Vier jaar Betuwehof

Gepubliceerd op 8 februari 2020 om 17:29

En dan ben je opeens vier jaar op De Betuwehof! Wat is het snel gegaan, wat is er veel gebeurd en wat ben ik verknocht aan de bewoners, aan de verpleging en aan mijn kamer. Ja, ik ben gehecht aan mijn kamer, mijn plekje, mijn hokje, waar ik de meeste tijd verblijf, waar ik de uren, dagen en weken doorbreng met schrijven, met het uitzoeken van het voorgeslacht, met het beantwoorden van de vele berichten, die binnen komen op de computer, een berichtje via WhatsApp, een berichtje via Telegram, of een berichtje via Facebook, een ieder heeft z´n eigen kleng-kling-klong geluid. Op mijn kamer ontvang ik het vele bezoek, familie, vrienden en kennissen, die me niet vergeten, die zo trouw komen en soms op zaterdagavond rondom het bed zitten met tien personen, of meer. Mijn kamer, ja, die is zo vertrouwd, met de hoge witte kast, meestal versierd met de fleurige tekeningen van de kleinkinderen, die ze met veel geduld elke keer weer voor oma maken, nu hangt er alleen een portret van mijn man, getekend door onze jongste dochter. En dan bóven op de kast, daar is het een allegaartje van spullen, dat is de plek voor de kunstbloemen, voor de droogstukjes, voor de cactus, die het op z´n hoge, vergeten plaats zo wonderwel goed doet. Boven op de kast staan de ordners met paperassen, zorgvuldig bijeen vergaard door onze oudste zoon, daar ligt in een plastic zak, de bijna nooit gedragen zondagse hoed en daar staan de fotolijstjes, die door het open en dicht doen van de kastdeuren steeds een stukje verschuiven en soms gevaarlijk de rand naderen, dat ik denk, nu duikelen ze met z'n tweeën naar beneden, maar altijd is de huishoudelijke hulp erop tijd bij en worden ze gepoetst en wel weer netjes in het gelid gezet. Rechts zijn de twee ramen, waardoor het zonlicht zo heerlijk naar binnen kan schijnen en als het regent, zie ik het rieten dak van de woonboerderij langzaam veranderen in een grauwe grijze kleur. Vanuit mijn ooghoek zie ik niet meer dan enkele daken, een klein stukje dijk en in de verte de kruinen van een rijtje bomen, waardoor ik tenminste nog een beetje kan zien, of het waait, horen doe ik het niet! Dat is niet, doordat ik een beetje doof ben, maar het is hier heel goed geïsoleerd. Ik kreeg een keer een berichtje van vriendin Riet uit Oostenrijk : "Het stormt behoorlijk in Nederland, hè!", schreef ze. En ik (verdiept in de archieven), schreef heel droog terug : "Het zou best kunnen". Ze was zeer verwonderd, tja, het bleek dus, dat half Nederland in de file stond, bomen omwaaiden en daken door de lucht vlogen en ik wist niet eens, dat het stormde. Maar ik zie ik wel de lucht in al zijn facetten van kleuren en wolkenvelden en ik zie de zon toch vaak genoeg, waar ik meestal blij van word, maar soms ook een beetje verdrietig. Ik denk nu aan het gedichtje, dat ik een tijdje geleden in een neerslachtig moment heb geschreven : " Ik zie de zon wel schijnen, maar voel haar stralen niet . Ik zie de auto's rijden, dat geeft me stil verdriet. Ik zie de pannendaken, de strakke blauwe lucht. Ik zie de vogels duiken in blijde vogelvlucht ". Maar ach, dat was toen, maar nu voel ik me goed, ik voel me opgeruimd en kan stilletjes liggen genieten op mijn kamer, waar het kaartenrek met de vele fotokaarten aan de muur hangt, de foto's van de kleinkinderen, die in die vier jaar tijd zo veranderd zijn, het postvakje van ons thuis, die ouder is, dan ik zelf, het bordje met de tekst, dat ik de allerliefste moeder ben van de hele wereld, tja, van wie zal ik die gekregen hebben. En dan is er nog de spiegel, met wat overgebleven resten van wat eens een corsage is geweest. De spiegel, waar de nachtvlinder, die mij vorig jaar elke nacht gezelschap hield, op de rand even uitrustte van zijn fladdertocht door de kamer. Het diertje was zo trouw, kwam zo gauw het schemerig begon te worden, uit zijn schuilplaats tevoorschijn en zweefde door de kamer. Ik was eraan gewend geraakt en keek zelfs naar het zwarte diertje uit. Het zweefde van de ene kant van de kamer naar de andere kant, soms rakelings langs het scherm van de computer en altijd rustte hij even uit op de rand van de spiegel aan de wand. ´t Was, of hij zeggen wou, ga nu maar slapen, vrouw, ik houd hier wel de wacht, de hele, hele nacht. Och, het heeft maar drie weken geduurd, toen gebeurde, waar ik steeds bang voor was, hij kon het blauwe licht niet weerstaan en vloog in het "vlieg-vang-apparaat". Zo kan ik veel vertellen over de kamer op De Betuwehof, waarvan de deur altijd open staat, zodat ik iets van het reilen en zeilen van het verplegend personeel kan zien. Wat zijn zij ook vertrouwd geworden, wat zorgen zij goed voor mij, wat leven ze met me mee, wat doen ze veel voor ons als bewoners. Ze kennen mijn goede en minder goede dagen, ze luisteren naar me, als ik iets aan ze kwijt wil en ze laten me met rust, als ik daarom vraag. Ik praat tijdens de verzorging met de ogen en ze begrijpen me, is dat niet bijzonder? Ik kan ze vertellen, als de schouders naar rechts moeten , of juist naar links, dat het dekbed omhoog moet, of juist omlaag, dat ik moet hoesten, of dat de hoofdsteun hoger moet en al zulke dingen meer. Maar ik hoor ook veel verhalen van hen tijdens de verzorging, al wordt het door mijn doofheid wel wat minder, wat ik te horen krijg. Ik hoor over school, tentamens, cursussen, bijscholing, opleidingen, aftoetsen en vele verpleegkundige termen, waarvan ik niet veel begrijp. Ik hoor over vakanties, verlovingen, trouwplannen, trouwlocaties, woninginrichtingen en de kleur van keuken, badkamer en kinderkamer. Wat is dat toch mooi, wat is dat toch gezellig, dat ze dat gewoon doen. Ja, het zijn echt mijn meiden, de ene is een flinke Hollandse "deern" , de andere een fijn "meiske" en weer een ander zit er tussen in, maar ze weten van wanten, dat is zeker waar. Maar als er zo'n "kleine" aan de kant staat, waar ze mij moet tegenhouden met het draaien, dan denk ik weleens, "djenje", je houdt me toch wel goed vast, hè! Maar ze zeggen altijd, klein maar dapper, dat klopt ook wel. Och, als er een zuster zwanger is, dan gebeurt het weleens, dat ze wat warrig zijn, dat hoort er nu eenmaal bij. Dan staan ze voor de kast, om alles klaar te leggen voor de verzorging en vragen aan de andere zuster : "Heb ik nu alles, ik heb dat en dat en......". Toen liet ik de computer zeggen : Oorbellen nog. Je had eerlijk waar het gezicht van de andere zuster moeten zien, ze keek zó verbaasd. Ja, ik draag geen oorbellen, maar ik had haar mooi te pakken. Maar ik neem ze wel vaker in de maling, zal nog één ding opschrijven. Ze zaten een keer met de overdracht van de diensten bij elkaar beneden op kantoor en schik hebben ze altijd wel, want ze kunnen goed met elkaar, maar toen leek het wel, of ze allemaal de slappe lach hadden. Ik dacht, zal eens kijken, of ik ze stil kan krijgen, dus ik stuurde een berichtje via Telegram naar de computer op het kantoor en schreef : De dominee is bij mij op bezoek, kan er iemand een kopje koffie geven............ En stil waren ze opeens, ik hoorde ze fluisterend zeggen, de dominee is bij Janneke......... En ik lag me te verkneukelen in bed. En dan hebben we nog de bewoners, daar ben ik wel zo aan gehecht. Ik zeg altijd, we zijn één gezin en Arie en ik, als jongsten, zijn de " nakomertjes". Ja, Arie van der Ham, dat is me er één, hij houdt ervan om mij een beetje te plagen en ik op mijn beurt, plaag gewoon terug. Hij kan praten als Brugman, ik snap niet waar hij de verhalen vandaan haalt, al is het ' s avonds laat. Ik heb een keer op de computer geschreven : Arie, na tien uur ´ s avonds mag je niet meer praten, wist je dat niet. Maar Arie, die heeft zijn woordje altijd klaar, zei : " Thuis heb ik niks te zeggen en hier is Janneke de baas over mij". Toen ik met de webshop begon, zei Arie tegen een zuster : " Heb je het al gehoord, Janneke gaat met een warenhuis beginnen". Toen enkele jaren geleden de kabinetsformatie nogal lang duurde, wilde Arie mij notabene naar Den Haag sturen, om daar even de boel vlot te trekken, maar ik denk, dat hij er met zijn vlotte babbel er beter voor geschikt was geweest. Ik ga stoppen met mijn verhaal, vier jaar op De Betuwehof, het is een goede tijd geweest en ik hoop, dat ik nog gespaard mag blijven en hier nog enige tijd verzorgd mag worden. Mijn dank aan Bert Hak, Jasper Huisman en al die lieve mensen, die mij elke dag en elke nacht verzorging geven.

Reactie plaatsen

Reacties

Judith Vermeer
4 jaar geleden

Wat heb je weer een mooi stukje geschreven, Janneke!! Fijn dat je op t moment weer van de kleine dingen kunt genieten! Daar kunnen wij allemaal een voorbeeld aan nemen....